Ik vind mijzelf terug in de mistige nevel tussen slaap en wakker. Me enerzijds uit alle macht proberend vast te houden aan de onsamenhangende flarden van wat een mooie droom lijkt te zijn geweest en me anderzijds toch ook voorzichtig afvragend waar ik ben en wat voor dag het ook weer is als ik zometeen mijn ogen open doe. Of het uberhaupt nodig is dat ik mijn ogen open doe. Volgens mij is het zondag. Het zal wel zondag zijn. Of zaterdag. Het lichte, maar wel duidelijk aanwezige bonzen in mijn hoofd doet me in ieder geval, meer nog dan normaal, hopen dat het zo is. Het zal ook wel, ik wordt immers zelden wakker voordat de wekker gaat…
Iets in mij zegt me dat ik terug wil naar daar waar ik me een paar minuten geleden nog bevond, al heb ik geen idee waar dat was. Tussen wazige flarden van flessen drank, een vreemde stad en een rode blouse speur ik naar aanknopingspunten, zoek ik houvast. Om me heen heel veel vrolijke, dansende mensen die ik niet herken. Ze lijken mij geen van allen op te merken, maar ik hoef geen enkele moeite te doen om ze te ontwijken. Als vanzelf beweeg ik mij door de menigte. Af en toe staat er een tafeltje waaraan mensen rustig en onverstoorbaar zitten te eten, terwijl de rest enthousiast blijft bewegen op de steeds dansbaarder wordende muziek. Ik heb het idee dat ik hier eerder ben geweest. Het voelt hier vertrouwd en goed. Ik word warmer, zo ervaar ik het tenminste. Dus ga ik voort. Gepraat, gelach, klinkende glazen, samen vervormd tot een overweldigend geroezemoes dat op een inmiddels pompende beat steeds verder aanzwelt tot het bijna nadrukkelijker aanwezig is dan de wazige wereld om mij heen zelf.
Ik ben terechtgekomen in wat een kruising lijkt tussen een bruine kroeg en een discotheek. Een geleefde houten vloer, twee grote klassieke kroonluchters en nog veel meer gekleurde lampen aan het plafond. Aan één kant een lange bar met tegen de spiegelwand daarachter alle soorten drank die je je maar kunt voorstellen. Meerdere barmannen en barvrouwen zijn non-stop bezig met het tappen van bier, het schenken van wijn en het maken van de meest exotische ocktails. De overzijde bestaat in zijn geheel uit een grote raampartij die een fabelachtig uitzicht biedt over de nachtelijke stad. Een mix van klassieke schilderijen en wat men waarschijnlijk zal betitelen als ‘moderne kunst’ siert de beide andere zijden en de ruimte ertussenin is volledig gevuld met dansende en lachende mensen. Het spel van de gekleurde lampen maakt dat het geheel er nog vrolijker uitziet dan de som van alle vrolijke mensen bij elkaar. Ergens in deze gezellige chaos moet zich mijn reden bevinden. De reden waarom ik hier ben.
Ik sta stil en kijk om me heen. Met mijn ogen speur ik de ruimte af. En dan opeens zie ik waar ik de hele tijd al naar op zoek moet zijn geweest. Strakke blauwgroene spijkerbroek, rode blouse, volle rode lippen, een gezonde bos blonde krullen die, zij het steeds een fractie later dan het lichaam waar ze aan behoren, meedeinen op de maat van de muziek, daarbij af en toe heel even de mooiste ogen die ik ooit heb gezien aan mijn zicht onttrekkend. Mijn god, die ogen! Ik kijk ze aan. Dan zien ze mij en kijken terug. Warm, vriendelijk, liefdevol, ondeugend en verleidelijk tegelijk. Als bij donderslag wordt het muisstil en verdwijnt alles om ons heen. Geen dansende menigte, geen gepraat en gelach, geen klinkende glazen, geen beat. Zelfs geen houten vloer onder onze voeten meer. Alleen nog onze ogen die elkaar in een vacuum van tijd en ruimte lang en indringend aankijken. In één keer komt het allemaal weer terug. Het parkcafe, de champagne, het restaurant, de wijn, de dansvloer, de kus, het wankelen naar jouw huis, nog een kus, nog een fles wijn, nog een kus. Een oneindige kus…
Weer vind ik mijzelf terug in de nevel tussen slaap en wakker. Het is een stuk minder mistig dan de vorige keer. Ik herinner mij de droom waar ik net uitkom nog tot in detail. Alhoewel, droom? Ik voel het zelfs nu nog. Die tinteling, het prille geluk. Ik vraag me op dit moment al lang niet meer af wat voor dag het is. Er spelen hele andere vragen door mijn hoofd. Vragen die er echt toe doen. Vragen waarop ik maar op één manier een antwoord zal krijgen. Bijna roerloos blijf ik nog heel even zo liggen, gevangen in het moment. Dan haal ik een keer diep adem en open langzaam mijn ogen.