Hoewel de lente officieel pas over een kleine twee weken begint, op vrijdag 20 maart om precies te zijn, voelt het alsof ze al een tijdje bezig is. Al weken springen de krokussen bij bosjes uit de grond, doet het zonnetje meer dan zijn best en twijfel ik 's ochtends regelmatig of mijn zomerjas misschien al wel weer een keer een optie is. Nu gisteren de meteorologische lente begonnen is en we vandaag waarschijnlijk de warmste 8 maart ooit (gemeten door het KNMI) hebben beleefd, kunnen we toch eigenlijk gewoon wel zeggen dat het nu al lente is. En hoewel zijn liederen in het algemeen beter lijken te passen bij donkere avonden met harde regen tegen de ramen en gierende wind om het huis, moest ik juist vandaag opeens aan hem denken: Maarten van Roozendaal.
Een van de beste liedschrijvers die Nederland ooit gekend heeft. Een vakman pur sang. Dagelijkse dingen en diepe gevoelens verwoord in soms kleine, maar altijd herkenbare, mooie teksten. Niet enkel het idyllische, maar juist ook de keerzijde benoemend, beschrijvend en bezingend. Ieder woord en iedere zin zorgvuldig gekozen, altijd raak, zonder te poetisch of theatraal te worden. Slechts 52 jaar geworden, veel en veel te vroeg van ons heengegaan, een indrukwekkend repertoire achterlatend. Hij wordt gemist, in ieder geval door mij.
Het kwam indertijd niet als een verrassing. Een paar maanden eerder was immers openbaar gemaakt dat hij ongeneeslijk ziek was. Misschien was het ook wel daarom dat het nieuws van zijn overlijden toen, op 1 juli 2013, niet direct een grote impact op mij had. Maar het afgelopen jaar heb ik op momenten toch weer echt even aan hem teruggedacht. Ik kende hem niet persoonlijk, maar hij heeft mij wel weten te raken. Niet alleen met zijn liederen, maar juist ook met zijn innemende persoonlijkheid heeft hij bij mij een onuitwisbare indruk achtergelaten. Warm, geestig en soms prettig cynisch. In één van zijn rouwadvertenties werd Maarten beschreven als ‘groots in alles’ en volgens mij klopt dat wel. Groots in zijn vakgebied, groots in zijn denken, maar ook groots in zijn alcoholgebruik, zijn praten, zijn bewegingen, zijn gebaren. Die grote hand door zijn haar, dat been in de lucht. Als hij binnenkwam, of het nou een foyer, een concertzaal of een woonkamer was, dan vulde hij die ruimte. Het kon je niet ontgaan, je kon niet om hem heen. Af en toe mis ik zo'n avond in het Beauforthuis of De Kleine Komedie, waar je je gewoon, net als iedereen, gewillig liet reduceren tot, voor je gevoel, enige toehoorder en je moeiteloos liet opslokken en meevoeren door zijn facinerende wereld van pianospel en rake woorden.
In september 2012 zag ik hem voor het laatst, samen met zijn goede vriend Paul de Munnik, in De Duif in Amsterdam. Ze speelden daar, onder het motto Omdat zij het niet kunnen doen en wij het niet kunnen laten, ‘Heimwee naar de hemel’, een voorstelling met enkel liederen van overleden Nederlandse tekstschrijvers. Achteraf bezien natuurlijk een ironisch thema, maar niemand kon toen nog bevroeden dat hij een jaar later zelf niet meer onder ons zou zijn. Het was een heerlijke muzikale avond, waar o.a. Bram Vermeulen, Ramses Shaffy, Frans Halsema en Cornelis Vreeswijk voorbijkwamen. Niet alleen ik, maar vooral ook Maarten en Paul duidelijk in hun element, vol vuur rammend op hun piano’s, zingend, schreeuwend en tussendoor bevlogen verhalend over mooie herinneringen, leuke anekdotes en soms ook serieuzere zaken.
Zijn idee was altijd al dat een lied kan bestaan bij het doorgeven ervan. En dat is natuurlijk ook zo. En met een lied ook zijn vertolker, maar dat slechts tot op zekere hoogte. Zo vullen ook zijn stem en liederen nog regelmatig mijn huiskamer en ongetwijfeld ook vele andere ruimtes, maar zal het nooit meer echt alleen Maarten zijn die de ruimte vult. En daar zit dan toch precies af en toe het gemis.
Het is dus lente. In ieder geval in mijn hoofd dan. Al een tijdje, trouwens. Om meerdere redenen. Maar vandaag maakte Maarten me er pas echt van bewust. Via de oordopjes van mijn telefoon vulde hij mijn hoofd weer eens. Daar zaten al heel wat goede voornemens, hernieuwde inzichten en frisse ideeen, maar zijn heerlijke stem en rake woorden legden de verbanden en brachten mij tot de heldere conclusie: ik ben goddank dus nog een keer een jonge lente waard! En hoe fijn dat op zichzelf ook klinkt, ik voelde toch even een traantje branden. Niet vanwege gemis, niet vanwege verdriet, maar omdat Maarten me er weer even heel bewust van had gemaakt hoe mooi het eigenlijk allemaal is. Om te janken zo mooi.